In navolging van de Britten kregen ook de Nederlandse plantage-eigenaren financiële compensatie voor het verlies van slavenarbeid in 1863.
De Bosch Reitz familie ontving deze tegemoetkoming. Gijsbert Christiaan Bosch Reitz werd door zijn huwelijk met Gertude Elisabeth Kuvel mede-eigenaar van de plantage Beekhuizen in Suriname. Kuvel had deze geërfd van haar eerste man. Samen kochten zij onder andere de plantages Houttuin, Geertruidenberg en Zoelen. Hoewel Kuvel door haar man, en later haar zoons, werd bijgestaan in het bestuur van de plantages, was ze zelf altijd actief betrokken. ‘Actief betrokken’ betekende niet dat het echtpaar in Suriname woonde. Ze bestuurden, zoals veel plantage-eigenaren in die tijd, hun plantages vanuit hun huis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Twee van hun zoons, eenmaal volwassen, verhuisden naar Suriname om de zaken waar te nemen.
Guillaume Jacques Abraham (Willem) Bosch Reitz, één van die zoons, was gedurende de afschaffing het hoofd van de familiezaken in Suriname. Hij wordt dan ook in deze bron gevolmachtigd door zijn ouders om de compensatietegoeden in ontvangst te nemen.