Compensatie na afschaffing slavernij

In navolging van de Britten kregen ook de Nederlandse plantage-eigenaren financiële compensatie voor het verlies van slavenarbeid in 1863.

De Bosch Reitz familie ontving deze tegemoetkoming. Gijsbert Christiaan Bosch Reitz werd door zijn huwelijk met Gertude Elisabeth Kuvel mede-eigenaar van de plantage Beekhuizen in Suriname. Kuvel had deze geërfd van haar eerste man. Samen kochten zij onder andere de plantages Houttuin, Geertruidenberg en Zoelen. Hoewel Kuvel door haar man, en later haar zoons, werd bijgestaan in het bestuur van de plantages, was ze zelf altijd actief betrokken. ‘Actief betrokken’ betekende niet dat het echtpaar in Suriname woonde. Ze bestuurden, zoals veel plantage-eigenaren in die tijd, hun plantages vanuit hun huis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Twee van hun zoons, eenmaal volwassen, verhuisden naar Suriname om de zaken waar te nemen.

Guillaume Jacques Abraham (Willem) Bosch Reitz, één van die zoons, was gedurende de afschaffing het hoofd van de familiezaken in Suriname. Hij wordt dan ook in deze bron gevolmachtigd door zijn ouders om de compensatietegoeden in ontvangst te nemen.

kaart_11_suriname_amsterdam
  • Boschreitz-2

    In naam van de comparant (Gijsbert Christiaan Bosch Reitz) als eigenaar van de suikerplantage Zoelen, gelegen in de kolonie Suriname aan de rivier de Commewijne aan de linkerhand bij het afvaren van de rivier. En (als eigenaar) van de slaven behorende tot de gemelde plantage en die van de plantage Bershoudslust die op 13e februari 1860 naar de plantage Zoelen zijn getransporteerd.

  • Boschreitz-1

    Overeenkomstig met de wet van acht augustus 1862 over de opheffing van de slavernij in de kolonie Suriname en de publicatie van de gouverneur van de kolonie, van 5 maart 1863, ontvangt (de familie Bosch Reitz) het bedrag van schadeloosstelling of tegemoetkoming voor de slaven van de voormelde plantages.