Honderd vrouwen

Soms kan een zin of enkele zinnen in een brief veelzeggend zijn over het leven van de slaven op de plantages. Zo schreef Petrus Gerardus Duker aan zijn broer en zus in Nederland over een jongeman die zojuist in de kolonie is aangekomen met een aanbevelingsbrief van zijn broer en die hij graag een baan had gegeven.

“mogelijk is de jongman op een Plantage meer in zijn schik dan hij op een Comptoir weezen zou; en onder ons gezegd, ik heb ‘t uit zijn ogen kunnen leezen (schoon ik hem maar 5. minu- ten lang gezien heb) dat hij, ten minsten in den beginne, het Plantage-leeven, waar hij meer dan honderd vrouwen tot zijn gerief kan hebben, niet verruilen zou tegen een Raadsheers-plaats.”

Een openlijke verwijzing naar seksueel misbruik dat op de plantages aan de orde van de dag was.

  • duker_misbruik12

    Ik wilde hem (de jongeheer Ader) voorstellen om bij mij als klerk in te wonen met een salaris van 600 gulden het eerste jaar, met ieder jaar 100 gulden opslag.

    Op deze manier zou hij ook bij de ‘ontvanger deezer Colonie’ (iemand die de belastingen int) de heer Knoll kunnen werken, die bij mij inwoont. Ader zou aan onze tafel gegeten hebben.

    Of als hij mijn aanbod of dat van Kroll niet naar zijn smak was, maar liever of liever op ‘Secretarij der Colonie’ zou werken, had ik hem daar direct geplaatst met een salaris van 1100 gulden zonder kost of inwoning.

    Zo heb ik ook een jonge man uit Den Haag geplaatst als klerk, die inmiddels Assistent is geworden met een salaris van 2500 gulden.

    Maar om Ader te verleiden om van de Plantage terug te keren zou ik niet graag doen.

    Mogelijk is de jongman op een Plantage meer in zijn schik dan hij op een kantoor zou zijn, en onder ons gezegd, ik

  • duker_misbruik_eind

    heb in zijn ogen kunnen lezen (hoewel ik hem maar 5 minuten gezien heb) dat hij, ten minste in het begin, het Plantageleven, waar hij meer dan honderd vrouwen tot zijn gerief kan hebben, niet verruilen zou tegen een Raadsheers-plaats.

    Als hij het plantageleven moe wordt en hij mij komt opzoeken, zal ik, tenzij hij zijn goede zeden en manieren onder het leven met de slaven geheel verloren heeft (wat dikwijls gebeurd), hem nog met genoegen trachten te helpen en hem laten zien wat de aanbeveling die hij mij van u heeft meegebracht waard is.