De omstandigheden op de plantages waren slecht. Het sterftecijfer was er hoog, vooral door besmettelijke ziekten. Vooral tijdens de aanleg van moeilijk te ontginnen plantages in moerasgebieden werden veel slaven ziek.
De sterfte onder de slaven was volgens de gouverneur van Suriname, Jan Nepveu, dan ook een grote zorg voor de planters, die immers dure werkkrachten verloren. Veel voorkomende ziekten waren boasie (lepra), jaas (framboesia) en pokken. Die ‘kinderpokjes’ werden volgens Nepveu vaak door de slavenschepen meegebracht. Uiteraard liep ook het witte personeel van de plantage risico op besmetting.
Foto: Jaas (framboesia), Wikipedia / United
States Department of Health and Human Services.