Jaas, boasie en pokken

De omstandigheden op de plantages waren slecht. Het sterftecijfer was er hoog, vooral door besmettelijke ziekten. Vooral tijdens de aanleg van moeilijk te ontginnen plantages in moerasgebieden werden veel slaven ziek.

Jaas (framboesia), afbeelding Wikipedia/United States Department of Health and Human Services.

De sterfte onder de slaven was volgens de gouverneur van Suriname, Jan Nepveu, dan ook een grote zorg voor de planters, die immers dure werkkrachten verloren. Veel voorkomende ziekten waren boasie (lepra), jaas (framboesia) en pokken. Die ‘kinderpokjes’ werden volgens Nepveu vaak door de slavenschepen meegebracht. Uiteraard liep ook het witte personeel van de plantage risico op besmetting.

Foto: Jaas (framboesia), Wikipedia / United
States Department of Health and Human Services.

kaart_08_suriname
  • ziekte_algmeneen1

    Grote zorg voor de planters is de sterfte onder de slaven. Dit treft de een meer dan de ander. Het is ook zeker dat het aanleggen van een plantage in moerassige gebieden, waarbij de slaven dagelijks moeten delven en werken, met alle dampen en muggen, veel slachtoffers eist. Als de plantage eenmaal ingepolderd is, verminderd de sterfte.

  • jaas11

    De Jaas is een fatale ziekte, die vooral nieuwe slaven en kinderen krijgen, men mag blij zijn als de helft van de zieken in leven blijft. De ziekte uit zich door grote en kleine puisten. De ziekte duurt zeker een jaar en soms twee jaar. Sommige mensen behouden de open plekken hun leven lang.

  • boasie12

    Nog erger, fataler en gevaarlijker is de zeer besmettelijke ziekte die de slaven boasie noemen.

  • boasie2

    Eerst krijgen de zieken gele vlekken, en langzamerhand verdoofd het vlees zo dat er een speld in gestoken kan worden zonder dat de zieke iets voelt. Uiteindelijk valt het vlees weg, vooral de vingers, handen en voeten.

    (…)

    Slaven die deze ziekten hebben, worden afgezonderd in aparte hutjes om de communicatie zoveel mogelijk te beletten.

  • kinderpokjes12

    De kinderpokjes, die vaak door de slavenschepen wordt meegenomen, neemt een groot deel van de slaven weg. Zoals in de jaren 1763 en 1764 gebeurd is.

    Daarom worden schepen nu geobserveerd en moeten de schipper en chirurgijn een eed doen, dat er geen pokjes, bloedloop, bluskoortsen, of andere besmettelijke ziekten heersen op het schip.

    Ook worden het Schip en alle de Slaaven door den doctor of chirurgijn uitgebreid
    onderzocht, voordat de Gouverneur toestemming geeft om aan wal te komen.