Rond 1785 leidde de kolonie Demerary een kwijnend bestaan. Volgens Petrus Gerardus Duker was dit te wijten aan de beperking van de slavenhandel. Het was slechts Hollandse en Zeeuwse schepen toegestaan gevangen Afrikanen als slaven naar de kolonie te brengen. Die handel was ‘was langzamerhand zodanig verminderd dat niet eens het verlies aan dooden van ongeveer 5 procent te kunnen vervullen’. De planters besloten daarop tot smokkel van slaven van Engelse eilanden over te gaan, waardoor het aantal slaven snel en de productie op de plantages snel toenam.
Voormalig Raad Fiscaal Duker was voorstander van een onbelemmerde slavenhandel