Portugal aasde op een herovering van delen van haar Braziliaanse kolonie. Die hadden de Portugezen in 1630 aan Nederland verloren. Na bijna 25 jaar en een bloederige strijd gaven de Nederlandse kolonisten zich over. Veel van hen moesten huis en haard verlaten.
Ze verloren niet alleen hun huis, maar ook hun baan en dus hun inkomen. In deze bron verzoeken zij daarom de burgemeester van Amsterdam om een financiële vergoeding. Ze hadden namelijk naar eigen zeggen de West-Indische Compagnie altijd trouw gediend. Bovendien was de reis naar Nederland vol gevaren geweest. Zo had de kans bestaan dat de voormalige kolonisten door een ander land tot slaaf zou maken.
Die angst voor slavernij was niet ongegrond. Zeventiende-eeuwse slavernij bestond namelijk niet alleen uit blanken die zwarten tot slaaf maakten. Slavernij was een algemeen machtsmiddel. Daarom was het geoorloofd en geaccepteerd dat de sterkere partij zijn vijand tot slaaf maakte.