Vrije neegerin Caatje

De Surinaamse Caatje kreeg na jaren trouwe dienst van haar meesteres een vrijbrief in Amsterdam. Nadat ze gedoopt was en enige tijd in Nederland had gewerkt als huishoudster vertrok zij met dominee Du Pasquier naar zijn plantage in Demerary.

Toen zij op een dag bij de kreek Hoebaboe kleren waste, stal Du Pasquier haar vrijbrief. Hij verklaarde dat te doen om te voorkomen dat iemand die haar kwaad wilde doen de brief zou stelen. Du Pasquier bleek echter zelf een verborgen agenda te hebben. Door Caatje’s vrijbrief te stelen kon hij haar en haar kinderen als zijn eigendom opgeven voor een taxatie van zijn plantage, die dan in waarde steeg.

Caatje laat een verzoek naar Amsterdam sturen om een bewijs van haar vrijheid te krijgen. Dit verzoek wordt ingewilligd, omdat Caatje meer dan een jaar en zes weken in Nederland had gewoond en een onvrije dan volgens de wet een vrije werd.

Slaven-lokaties_demerary
  • Caatje-12

    Zij supliante (Caatje) is geboren in Suriname en is slavin geweest bij de heer Jan de Bok. De huisvrouw van de heer de Bok na het overlijden van haar man in Amsterdam ging wonen, Caatje meegenomen, wie na enige tijd daar gewoond te hebben van dezelfde juffrouw de Bok haar brieven van vrijheid kreeg. Welke op verzoek van dezelfde juffrouw de Bok door de edelgrootachtbare regering van de stad Amsterdam zijn gegeven.

  • Caatje-21

    Caatje, enige tijd hier (in Demerary) wonend zijnde, ging op een zekere dag naar de kreek Hoebaboe om enige kleren te wassen. Latende haar goederen en gekregen vrijbrief op de plantage in een gesloten kist. Toen zij weer thuis kwam, ondervond zij dat de kist was opengebroken. Haar daarin zijnde kleren en andere goederen waren geheel door elkaar gegooid en haar brieven van vrijdom daaruit genomen. Zij stelde Du Pasquier daarvan op de hoogte en vroeg hem wie zoiets gedaan zou hebben gedaan. Waarop de heer Du Pasquier antwoordde: “Dat heb ik gedaan Caatje. Ik heb uw papieren genomen zodat andere mensen die niet zouden kunnen lezen en stelen. Ik zal die voor u bewaren”.

  • Caatje-31

    Du Pasquier heeft het niet nagelaten om ten tijde van een taxatie van de plantage Zorgvliet de supliante (Caatje) met haar kinderen als slaven op de lijst te zetten. Voor een hypotheek waarvan de supliante (Caatje) weet dat de plantage onder executie is gesteld. Om haar met haar kinderen als slaven te verkopen.

  • Caatje-41

    Aangezien de heer Du Pasquier weigert om haar vrijbrief terug te geven en het ook zeer waarschijnlijk is dat dezen zullen zijn verscheurd, zodat zijn onbehoorlijke handelen, valselijk op een taxatie te zetten, het daglicht niet zouden zien.
    Zo keert de supliante (Caatje) zich tot dit edelachtbare hof, verzoekende brieven aan het gerecht van de stad Amsterdam (te sturen) om pro deo een kopie van haar vrijbrief te krijgen.

  • Caatje-51

    Het dunkt Freher (die de zaak Caatje onderzocht) dat zij natuurlijk vrij is, aangezien zij veel langer dan een jaar en zes weken in Nederland gewoond heeft, zoals dat beschreven was in de Resolutie van H.H.M. aangaande de slaven van de kolonie! En voor die laatste resolutie was onafgebroken een jaar en zes weken in Nederland wonen genoeg om van alle slavernij bevrijd te blijven.

  • amsterdamsche_courant_31-7-1779

    Dat Du Pasquier Caatje en haar kinderen bij de taxatie aan wilde brengen als zijn bezit, was niet zonder reden. In hetzelfde jaar werd een plantage van hem onder executie gesteld.