Herman Albrecht Insinger

Gedurende zijn hele loopbaan was Herman Albrecht Insinger (1757-1805) betrokken bij plantages in het Caribische gebied. In 1779 vertrok hij als zaak waarnemer voor een negotiatie naar Deens West-Indie. In 1782 keerde Insinger terug naar Amsterdam, waar hij zich specialiseerde in de West-Indische handel en plantageleningen.

Insinger en zijn nazaten specialiseerden zich in het afwikkelen van nalatenschappen. Hierbij kwamen plantages vaak voor lange tijd in het beheer van Insinger en zijn zonen. In de loop van de tijd kregen de firma en de familie veel plantages in handen.

Bij de afschaffing van de slavernij in 1863, had de firma Insinger & co. ruim 1200 slaven in Suriname in bezit. Het familiebedrijf kreeg ruim 350 duizend gulden compensatie voor het vrijmaken van de slaven.

Na de afschaffing van de slavernij bleef het familiebedrijf zich bezighouden met de koloniale handel. Zowel in Indonesië als in Suriname, waar zij tot 1970 de plantage Wederzorg beheerde.

In het archief van Bank Insinger zijn veel boedelinventarissen met slavenlijsten te vinden, zoals die van Beekvliet en Jagtlust. Tussen de stukken over plantage Wederzorg bevindt zich een vonnis vanwege seksueel misbruik door de directeur van de plantage.

kaart_11_suriname_amsterdam