Mislukte revolte in Demerary

In de nacht van 20 op 21 september 1789 probeerden zo’n dertig tot veertig met houwers en kapmessen bewapende slaven plantage de Uitvlugt in Demerary over te nemen. De opstandeling waren van plan om na de Uitvlugt de hele kolonie over te nemen. De opstand mislukt.

Petrus Gerardus Duker was als Raad Fiscaal belast was met de opsporing en bestraffing van de opstandelingen. In een brief aan zijn familie in Nederland doet hij verslag van het verloop van de opstand, de opsporing van de gevluchte opstandelingen en de wrede straffen die zij kregen.

Slaven-lokaties_04
  • opstand1

    Op donderdagochtend 21 september hoorden wij

    binnen Stabroek (hoofstad van de Demerary) al vroeg geruchten, maar losse geruchten als of

    er onraad op de kust was: rond 10 uur , toen wij

    in den Raad zaten (het Hof van Justitie was vergaderd) kreeg

    de Heer Directeur-Generaal Backer 2. spoedberichten van de West-

    Zee-kust, welken die geruchten bevestigdenen. De Raad brak

    op, omdat de leden, Planters zijnde, gaarne adirect naar huis

    wilden om orde op hun Plantages te stellen en ‘derzelver

    Negers in respect te houden’. — De Heer Backer gaf aanstonds

    orders tot het zenden van Assistentie: Ik bood mijzelf aan om

    in persoon naar de Westkust te gaan, ten einde op de plaats

    van den opstand zijnde beter te kunnen beordelen en direct in  het

    werk te stellen wat er nodig was de opstan te onderdrukken

    ; ik verzogt teffens dat mij

    een Lid uit de Regeering, in qualiteit van Commissaris

    mogt worden toegevoegd. Dit geschiedde; één Heer van

    Regeering was nog niet weg van Stabroek, en deeze liet

    zich overhaalen om met mij te gaan. — Voor 12.

    uuren ‘s middags waren wij reeds onder zeil met drie

    booten en 10. man en een Officier van boord van

    ‘s Lands Schip de Galaté.

    Op de Uitvlugt koomende (Plantage van den Heer

    Boode) waar de revolte dien nagt had begonnen, vonden

    wij alles in groote neerslagtigheid en vrees. Egter waren

    reeds 30. gewaapende Burgers met hunne Officieren te samen

  • opstand2

    getrokken; maar wat kon die handvol manschappen helpen om

    4. of 5. Plantages te bezetten en tegen een nieuwen aanval, die

    in de aanstaande nacht gevreesd werd, te dekken; te meer daar

    men niet wist of de Neegers die op de Plantages gebleven waren,

    vertrouwd konden worden, dan niet?

    De informatie  die wij bij onze aankomst

    op de Uitvlugt kregen, was: Dat des avonds te voren, circa

    9. uur, 30. á 40. stuks Negers, van de Plantages

    Vrees en hoop, de Leonora, en Groenwelde, van de Heeren Jonas,

    Stöcking, en Brandes, met houwers en kapmessen gewapend,

    op de Uitvlugt waren aangekomen, alwaar zij, gevoegd met

    enige Negers van den Heer Boode, de blanke Bedienden van

    laatstgemelden Heer in en bij zijn beneden woonhuis waren aan-

    gevallen, terwijl hij boven met zijn Directeur zat te souperen.

    Deze twee laatsten het geweld horende, en ziende een der

    Blanken vol wonden en zeer bebloed naar boven vluchten, hadden

    even de tijd om een geladen geweer en een paar pistolen met

    een houwer te krijgen: De rebellen kwamen met een vreselijk

    geschreeuw naar boven lopen, om den Heer Boode en zijnen

    Directeur te massacreeren, en dan de ammunitie te zien in

    hun geweld te krijgen, ten einde zoo veel te gemakkelijker in

    hunne onderneming tegen de andere Plantages te gebruiken.

    De tegenwoordigheid van geest en de moed van de twee laatst-

    gemelden was voorbeeldig: in plaats van te schieten liepen zij de

    Negers tot aan de trap tegemoet (waar niet veel ruimte was voor

    de menigte) en hielden de lopen voor de borst, zwerende

    hen tot stof te zullen schieten zoo zij niet direct weer naar beneden

  • opstand3

    gingen. De Negers die vooraan waren, deinsden terug, en die

    achter waren moesten hen volgen. Toen koelden zij hun woede op de

    tuinbaas, dien zij beneden bij het woonhuis vonden, en gaven hem

    13 vreselijke wonden: de stookbaas was bij de eersten aanval

    reeds vermoord. Ondertussen had de Heer Boode met zijn Di-

    recteur, een nieuwen aanval voorziende, in der haast nog eeige wapens geladen: naauwlijks

    waren zij daar klaar mee, of dezelfde troep kwam wederom met

    een ijselijk geschreeuw naar boven: maar op even dezelfde manier

    werden zij weggegejaagd, en na verloop van korte tijd nog

    voor de derde keer. Negers zijn over het

    algemeen lafhartig hier komt bij, dat zij niet allen gewaa-

    pend waren, vermits die van de Leonora en van Vrees en hoop,

    door hunne drift vervoerd, gelukkig een half uur vroeger

    dan afgesproken was op de Uitvlugt waren gekomen, en

    vóór dat het volk van deze laatste Plantage zich gewaapend

    had. — Zij weeken naar het bos. Ondertussen had-

    den drie van de Bomba’s (dit zijn de zwarte Officieren der Slaven) van den heer Boode, met eenige anderen

    zijner Negers, en meede eenigen van zijn huisvolk, hem om

    geweren gevraagd, om hem en zijne Plantage tegen

    een nieuwen aanval te beschermen: maar zeer voorzichtig

    had hij dat verzoek van de hand gewezen: Alles was verlooren

    had hij hun geweren toevertrouwd, gelijk een paar dagen later

    gebleken is.

    Wij informeerden ons verder bij de gekwetste Blanken, of

    zij de aanvallers gekend hadden: de een die het minst

    gekwetst was, schoon hij elf zwaare houwen hadgekregen, ver-

  • opstand4

    klaarde niemand te hebben gekend: de andere was te zwaar gewond;

    bovendien was hem het spreken belet door en houw in het kaakbeen waarbij hem zijn halve tong

    afgekapt was. De heer Boode en zijn directeur hadden ook niemand gekend van degenen die naar boven gelopen waren,

    uitgezonderd één huisjongen; maar dit werd nog met rust gelaten om geen alarm onder de andere Negers te brengen die mede

    schuldig konden zijn, en die bij het gevangen nemen van de jongen mogelijk zouden vluchten.

    Wij maakten toen onze dispositien om de Uitvlugt en de naburige Plantages

    van de Heeren Jonas, Stöcktin, Brandes, alsmede

    Metzorg van den Heer Hecke, dien nacht tegen een nieuwen aan-

    val te beschermen. Van onze 30 burgers, en 25 soldaaten

    als matrozen, plaatsten wij 10 man op iedere plantage,

    stelden overal voorposten uit van de vertrouwdste Negers, en

    patrouilleerden de hele nacht. Menigmaal hebben wij

    in de twee eerste nachten het geschreeuw van de weglopers gehoord

    en ons verbeeld dat zij kwamen aanrukken; doch zij hebben

    niet gedurfd, omdat, door contact met de opstandelingen die op de plantages,

    hun niet onbekend was

    dat er assistentie was gekomen en dat men hen verwachtte.

    De derde dag, toen de gewonde tuinbaas weer bij kennis was, verzochten wij

    hem op een lij te willen schrijven de namen van de aanvallers

    die hij gekend had: hij schreef en vijf op, en on-

    der die vijf (allen van den heer Boode) waren de drie Bomba’s

    die om geweren hadden gevraagd. Deze waren

  • opstand5

    niet gevlucht, omdat zij meenden in het donker niet herkend

    te zijn geweest in de menigte, en dan om het de weggelopenen

    wanneer zij weer zouden aanvallen, zoals verwacht werd,

    gemakkelijk te maken, door hen te helpen.

    Wij lieten ze alle 5 direct oppakken, alsmeede den bovengemel-

    den huisjongen die door den Hr. Boode en zijn Directeur was gekend ge-

    weest. Aanstonds hielden wij verhoor; maar zij klapten niet, en

    waren quasi de onschuldige mensen, die ‘t het best met hun meester

    voor hadden. Zij wierden niettemin opgesloten,

    en bij die gelegenheid vonden wij dat een der Bomba’s een scherp

    geslepen houwer in zijn lange broek verborgen had. Wij onder-

    vroegen wederom den Tuinbaas, die, schoon zijn einde naderde,

    gelukkig wederom bij volle verstand was. Wij noemden

    hem enige namen op die niet op de lij stonden, en hij schudde

    neen! Maar telkens als hem iemand genoemd werd van degenen

    die hij daags te voren op de lij had geschreven, knikte hij ja! en

    daarop stierf hij ‘s anderendaags. — Bij de zes die wij ge-

    vangen hadden lieten wij nog enige anderenverdachten oppakken

    en zonden ze te samen op naar Stabroek. Wij waren moreel zeker

    dat er zich meer schuldigen op de Plantage bevonden, maar

    wisten niet welken het waren, en we konden niet de hele slavenmacht van

    die plantage (meer dan 400 koppen) in hechtenis

    nemen; zoo dat wij niet op ons gemak waren. Maar

    behalve dat ons een klein detachement soldaten van Essequebo was

    toegezonden, kregen wij de vierde dag een zending van wel

    60 Indianen. Toen waren wij klaar, en nu was het de beurt

    der Negers geworden om te vrezen. Wij maakten jacht op jacht;

    de Indianen in ‘t bos; en wij met de burgers, soldaaten, en

     

  • opstand6

    matrozen op de achterdammen: dagelijks wierden er enigen gevan-

    gen, anderen doodgeschoten. Van de grenzen tussen Essequebo en

    Demerary kregen wij een Neger met 2 Negerinnen, alle drie van

    het complot; toen begon het te klappen: een dag later kregen wij

    een der voornaamste belhaamels; deze was van den Hr. Boode, en

    klapte ook; hij noemde nog enige schuldigen op van de Uitvlugt,

    die wij bij de kop lieten krijgen; en zoo begon het gehele

    kluwen zich mooi  te ontwinden.

    Den zevende dag. toen alles wederom stil en in rust was,

    en wij het detachement van Essequebo terug hadden ge-

    zonden, keerde ik naa Stabroek terug, na de burgers, die zeer afge-

    mat waren te hebben bedankt, en lde Indiaanen met de sol-

    daaten en matroozen op de kust achterlatend, met opdracht om te

    blijven jagen. Dit was zo’n succes, dat

    op 2 of 3 na, zij allen of doodgeschoten of in handen der justitie

    gevallen zijn. — Ik heb er 44 binnen Stabroek in hechtenis

    gehad: en omdat in dergelijke zeer kritieke gevallen niets zoo

    heilzaam is als een prompte expeditie van justitie, heeft het Hof

    zonder enige relache blijven doorzitten, en zijn in de tijd van vier

    weken vanaf mijn terugkomst van de Westkust, hun

    processen opgemaakt, de schuldigen veroordeeld, en geëxecuteerd ge-

    worden. De Executie heeft twee dagen geduurd, vrijdag en

    zaterdag van den 30e en 31e October. Van de 44 zijn er zes

    geabsolveerd geworden: drie wijven zijn gezweept en aan hun

    meesters terug gegeven; drie anderen (namelijk een man en twee

    wijven) gezweept en tot levenslang aan de ketting veroordeeld;

    12 Negers gehangen, en 20 levend geradbraakt:

    voorts zijn van deze 32 de koppen afgehouwen en op

  • opstand7

    het galgenveld op pinnen gesteld, de rompen der geradbraakten

    verbrand, en die der gehangenen in diepe putten gestoken, die vervol-

    gens met ongebluste kalk gedeeltelijk zijn opgevuld geworden.

    De Executie is met de uiterste regulariteit en decentie toegegaan.

    Duizenden negers waren van alle kanten door hunne meesters

    of directeuren naar Stabroek gezonden om ooggetuigen van deze

    strafoefening te zijn: doch wij hadden zulke goede

    voorzorgen genomen, dat er geen oploop van Negers te vrezen

    was: Stabroek had een Compagnie van 100 burgers in de wapenen;

    door het garnisoen was een kring rondom het schavot

    gesloten, en een gedeelte de equipage van ‘s Landts Schip de Gala-

    thé had het Fort en de hoofdwacht inmiddels betrokken.

    Deze revolte was door een paar zeer doortrapte Negers en

    een Mulat ontworpen. Hun vorneemen was de hele West-

    Zeekust af te lopen; vervolgens de Oostkust, en dan eindelijk de

    beide oevers de rivier; overal alle de Blanken dood te slaan

    (behalve de vrouwen, die zij voor hun gerief zouden hebben in

    leven gelaten) en zich dan met kracht van wapens, die zij op

    de plantages naar genoegen meenden te zullen vinden, in de

    bezitting hunner heerschappij te verdedigen tegen

    alle Blanken die van over zee mochten komen. — Er zijn niet

    minder dan zeven bomba’s, behorende tot vier plantages, onder

    dit complot geweest. Op de laatste zondag van Pinks-

    teren hadden zij hun Eedverbond met het drinken van elkaars

    bloed bekrachtigd.