In 1789 vertrok Petrus Gerardus Duker naar Demerary, een kolonie in het huidige Brits-Guyana. Daar kwam hij te werken als “raad-fiscaal”, een bestuurlijke functie. Zijn leiderskwaliteiten werden al snel op de proef gesteld. Vlak na zijn aanstelling brak een slavenopstand uit op de plantage “Uitvlugt” van Johan Frederik Boode. De opstand werd in de kiem gesmoord, maar dat was niet het einde van het contact tussen Duker en Boode. In 1802 trouwde Duker met Boode’s dochter, Anna Catharina. Zo werd Duker mede-eigenaar van verschillende plantages.

Waaronder de plantage Cornelia Ida. Ook zijn dochter, Anna Catharina Duker, bezat in 1836 delen van deze plantage. Twee jaar eerder was slavernij op Brits grondgebied afgeschaft. Om te voorkomen dat door het verlies van slavenarbeid alle plantages failliet zouden gaan, ontvingen plantage-eigenaren financiële compensatie. Aangezien Demarary vanaf 1814 een Britse kolonie was, ontvingen de Dukers in 1836 duizenden ponden aan compensatie.

demerary
    Archiefbank:  
    top