Jagtlust

Met de bouw van Fort Nieuw Amsterdam tussen 1734 en 1747 bij de samenstroom en mondingen van de Commewijne en Surinamerivier kreeg de benedenloop van de Surinamerivier een betere bescherming tegen indringers. Er werden toen initiatieven ontplooid om plantages in cultuur te brengen. Zo ontstonden o.a. Jagtlust, Dortrecht, Belwaerde en Clevia. Maar eerst moest de grond door de Gouverneur van Suriname worden uitgegeven door middel van een “warrand”, voorzien van een meetbrief. De gronden werden toen ook beschreven.

Op 31 december 1737 werd de warrand voor Jagtlust uitgegeven. Ruim een jaar daarvoor was het stuk land al opgemeten door landmeter De Loncourt. Op 1 januari 1738 werd de “gesteltheijt van de lande der Plant. Jagtlust” in kaart gebracht door Hendrik de Kocq voor de eigenaars Harmen Hendrik van de Poll en Frederik Berewout. De hele plantage is uitgemeten en voorzien van nummers en tekens met een uitvoerige legenda. Een gedeelte is “bepoldert” en de gebouwen staan op “zantagtige” grond. Het valt op dat de grond vooral geschikt blijkt te zijn voor het planten van suikerriet.

Eigenaar van Jagtlust was Frederik Berewout (1692-1777), voornaam koopman te Amsterdam. Berewout was op vele manieren betrokken bij het reilen en zeilen van de Surinaamse plantages. Sinds 1728 was hij bewindhebber van de West Indische Compagnie en sinds 1743 directeur van de Geoctroyeerde Societeit Suriname. Tevens was hij kerkmeester van de Westerkerk, directeur van de Groenlandse Visserij, koopman en voornaam importeur van West Indische suiker, reder ter walvisvangst en bankier. Naast Jagtlust had hij nog andere plantages in Suriname, Berbice en de plantage St Croix op het Deense West Indische eiland. Hij heeft nooit in Suriname gewoond en waarschijnlijk is hij er zelfs nooit geweest.

De stukken van de plantage Jagtlust bevinden zich in het archief van de Amsterdamse Bank Insinger. De plantage behoorde tot de door Insinger beheerde negotiatie Pieter Biesterbos

kaart_08_suriname